Voor de bijstand is al het geld dat bij u binnenkomt (zonder uw uitkering) uw inkomen. De gemeente moet weten hoeveel dat is. Daarmee berekent zij hoe hoog uw uitkering moet zijn.
Uw loon is inkomen. Belastinggeld dat u terugkrijgt ook. En alimentatie. En bijvoorbeeld lijfrente. Heeft u een partner? Dan telt het inkomen van uw partner ook mee. Dat geldt ook als uw partner ergens anders woont. Of als uw partner geen recht op bijstand heeft.
Inkomsten achteraf
Krijgt u geld dat u nog tegoed had? Bijvoorbeeld: krijgt u in april nog loon over januari? Dan telt dat mee voor uw inkomen van januari. En dan heeft u, achteraf gezien, in januari misschien te veel bijstand gekregen. Als dat zo is dan moet u dat aan de gemeente terugbetalen.
Kreeg u in januari (nog) geen bijstand? Dan telt het geld dat u achteraf krijgt mee voor uw vermogen.
Vrijlaten van inkomsten uit werk
Inkomsten vrijlaten betekent dat de gemeente een deel van uw loon niet van uw uitkering aftrekt. Dat gebeurt bijvoorbeeld soms als u, naast uw uitkering, werk heeft dat u helpt om meer of beter werk te vinden. Dan telt de gemeente een deel van uw loon niet bij uw inkomen. Dat deel mag u houden bovenop uw uitkering.
Er zijn drie soorten vrijlatingen:
- De algemene inkomstenvrijlating.
Dan mag u een deel van uw loon houden bovenop uw uitkering. Dit duurt maximaal zes maanden. - De inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders met jonge kinderen.
Ook dan mag u een deel van uw loon houden bovenop uw uitkering. Deze krijgt u pas na de ‘algemene inkomstenvrijlating’. Deze duurt maximaal dertig maanden. Het bedrag dat u mag houden is meestal lager dan bij de algemene inkomstenvrijlating. - De inkomstenvrijlating voor wie om gezondheidsredenen niet fulltime kan werken.
Kunt u door uw gezondheid niet fulltime werken? Ook dan mag u een deel van uw loon houden bovenop uw uitkering.
Uw kinderen
Heeft u kinderen onder de 18 jaar voor wie u volgens de wet financieel verantwoordelijk bent? Geld dat zij zelf verdienen telt normaal gesproken nooit mee voor uw inkomen.